Cler. Luik, I.L. 1445-1495 (1443-1499) Den Bosch Heer Jan Amelrijc(x), Hemelrijc(x), werd in Den Bosch geboren als zoon van Amelrijck Janss vander Trappen van Boemel en van Meys (Clemencia). Zijn vader was kramer, bezat een huis in de Kerkstraat en overleed vóór 1451. Heer Jan had een broer Goyart en twee natuurlijke dochters: Mechtelt en Lysbeth. De laatste was getrouwd met Dirck, natuurlijke zoon van heer Dirck van Rethym, eveneens notaris (nr.329). Andere priesters die net als heer Dirck veelvuldig in heer Jans akten als getuige worden vermeld, zoals heer Rombout Savelberchs van Mol, heer Jan Sluyter van Bakel en heer Jan vander Bruggen van Heyst (zie nr.320), zullen tot zijn vriendenkring hebben behoord. 1) Sinds aanvang 1434 studeerde Johannes Hemelrick de Buscoducis aan de universiteit van Keulen. Later keerde hij terug naar Den Bosch, waar hij in 1442/43 zijn eerste mis opdroeg als priester. Vanaf 1444 wordt hij genoemd als beneficiant van de St.Jan en van 1445 tot zijn dood was hij tevens kapittelnotaris van die kerk. In 1459 was hij absent rector van het Maria-altaar in Oss. In datzelfde jaar stichtte hij samen met Mechtelt, weduwe van de wapendrager Gerart Back, in de St.Jan het St.Jeronimusaltaar, waarvan hij zelf de eerste rector werd. Hij was verder rector van het St.Barbara-altaar in de St.Joriskapel (1462, 1496) en wordt in 1485 ook genoemd als rector van de kapel zelf. Als priester, maar vooral als notaris wordt hij veelvuldig genoemd in de rekeningen van de O.L.V.-broederschap, het Groot Gasthuis en de Tafel van de H.Geest. 2)
Tot in juni 1462 woonde heer Jan in de Hinthamerstraat, nabij de St.Jan. Nog vóór 18 augustus van dat jaar verhuisde hij naar de Peperstraat waar hij tot het einde van zijn leven bleef wonen. Hij had daar op 6 oktober 1461 een huis gekocht dat voorheen toebehoorde aan de kanunnik en notaris heer Ghijsbrecht Back (nr. 24) wiens testament heer Jan op 5 september 1455 had opgetekend. Het huis bevond zich tegenover het straatje dat naar de Triniteit liep en had onder meer een achterhuis, stenen poort en een kapel die was gebouwd boven de doorgang tussen dit en het ernaast staande huis. Heer Jan Amelrijcx moet kort vóór 8 juli 1499 zijn overleden. In zijn niet-bewaarde testament was onder meer bepaald dat zijn dienares Jenneken haar leven lang in het achterhuis met achtertuin mocht blijven wonen. Daarna moest de achtertuin toekomen aan de rector van het St.Barbara-altaar in de St.Joriskapel. Na zijn dood werd heer Jans huis met de overige toebehoorten door zijn executeur-testamentair heer Gerit van Eyck, kanunnik van de St.Jan, verkocht aan Jan van Lieshout, vader van de notaris Dirck van Lieshout (nr.243). 3)
Heer Jan Amelrijcx was met meer dan honderd akten veruit de meest productieve van de notarissen. Volgens een aantekening van Kievits had hij zelf ten minste vier registers met concepten en minuten. Vermoedelijk ten gevolge van zijn ambt als kapittelnotaris kreeg hij de protocollen van nog eens vijftien andere notarissen en drie vice-plebaans van de St.Jan toegewezen. Veel van zijn akten zijn dan ook collaties van concepten of minuten van deze personen. Zo maakte heer Jan op 7 januari 1461 voor de O.L.V.-broederschap een collatie van het testament van Goyart vanden Meervenne alias Brants dat door heer Melis Pan (nr.303) in conceptvorm was achtergelaten. Heer Jan ontving daarvoor nog in hetzelfde jaar ruim 1½ gulden zoals uit een rekening blijkt: "Item her Jan Hemelrijc, van enen instrument per commisionem te maken uyten protocollen her Melis Pan, dair in Goyart Brant beset heeft der bruederscap ... ". Dirck van Hall (nr.162) ontving in 1467 een commissie voor de protocollen van vijf notarissen die ook al tot het pakket van heer Jan Amelrijcx behoorden. Dirck, die ook veelvuldig als getuige wordt genoemd in heer Jans akten, was vermoedelijk zijn klerk en assistent. Meester Symon van Couderborch (nr.225) nam op 8 juli 1499 heer Jans protocollen over. Van de acta capituli die heer Jan als kapittelnotaris optekende is slechts één besluit via een door hemzelf gemaakt afschrift bekend. Een opvallend kenmerk van zijn akten is dat ze bijna nooit het uur van de rechtshandeling bevatten. Als priester beschikte hij ook over een eigen zegel waarvan echter geen afdruk bewaard is. 4)
|
Noten | |
1. | GAH, RA 1221, fo.41v (20 jan.1451), RA 1227, fo.14r (26 okt.1456), RA 1240, fo.317r (11 okt.1470), RA 1268, fo.37r (4 mrt.1500); Bijlage II 5.1 t/m 5.107. |
2. | Keussen, Die Matrikel, I 365 nr.29; Bijlage II 5.2, 60.7.2 en 4, 60.21, 162.1 (met een rekening van heer Jan in dorso), 372.5, 372.6; GAH, RA 1228, 220v (2 juli 1458), RA 1231, fo.12r (10 okt.1460), RA 1252, fo. 347r (13 aug.1483), RA 1263, fo.201r (23 juni 1494), RA 1265, fo.373v (19 sept.1496), RA 1268, fo.67v-68r (20 aug.1500); ABH, Zwartzusters 1811 (18 aug.1462); Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 72, II 267; OLVB 52, band 2, fo.160v (1442/43: "Item doen her Jan Amelryck syn yerste misse sanck ... "), band 3, fo.48v (1451/52), 118v (1456/57), 185v (1460/61), 294v (1466/67), 319r (1467/68), 342r (1468/69), band 4, fo.14v (1469/70), band 5bis, fo.34r (1495/96); GAH, GG 601 (1472/73), 603 (1474/75), 605 (1476/77), 608 (1479/80); GAH, IVR 408 (rekeningen van de Tafel van de H.Geest), 1473/74. |
3. | Bijlage II 5.22, 5.31, 5.38 (Hinthamerstraat), 5.43 en verder (Peperstraat); ABH, Zwartzusters 1811 (schepenakte d.d. 18 aug. 1462); GAH, RA 1268, fo.67v-68r (19 aug. 1500); Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, II 423-424 (Peperstraat); Adriaenssen, "De erfgenamen", 49-52. |
4. | Bijlage II 5.1 t/m 5.107; Protocollen: AAB II, hs. Kievits, p.5; Tabel 3.2 nrs. 20, 21, 23, 24, 27, 30, 33, 34, 37, 38, 39, 40, 43, 44 en 50; Zegel: GAH, GG 3379a; Acta capituli: APB, St.Jan II, Obituarium, p.15 (2 dec. 1494); OLVB 52, band 3, fo.185v (1460/61); Overige verwijzingen naar akten: Bijlage II, 307.1; GAH, RA 1231, fo.118v, RA 1238, fo.224r, RA 1239, fo.154r, RA 1246, fo.65v, RA 1248, fo.208v, RA 1251, fo.310v; GAH, RVA 78 (regest 182); ABH, OPA Rosmalen; APB, St.Jan II, cijnsregister van 1503 p.23, p.27, p.65, p.132, p.154, p.202, p.220, p.240; RANB, KDOG 1492; RANB, SET 2 (cijnsregister van 1540), nr.LXXX; Andere dan de in bijlage II vermelde akten bevinden zich nog in het archief van het klooster Maria-Refugie te Uden (4 nov. 1457) en in de Archives Nationales te Parijs S.5255 (Alphen) (mededelingen J.W.M. Peijnenburg en G. Croenen). |
koper diameter: 5.5 cm Rond koperen zegelstempel met de afbeelding van een man met een breedgerande hoed onder een baldakijn, aan zijn voeten een leeuwtje. De ruimten opzij zijn opgevuld met arcaturen. Links een wapen, bestaande uit een schild met een halfcirkelvormige onderkant, dwarsgebalkt in sabel en zilver met op het schildhoofd een duif. (?). Rechts een wapenschild met een halfcircelvormige onderkant waarin een dubbele adelaar. Randschrift: SIGILLUM JOHANNIS AMELRICI DE BUSCODUCIS, VICE - COMITIS PALATINI. (In Gotische letters). Johannis Amelrici leefde omstreeks 1455, hij was protonotaris van 's-Hertogenbosch. Zeer zeldzaam zegel. |
A.M. Frenken en J.W.M. Peijnenburg, 'De Bossche Cantorie' in: Van Blauwe Stoep tot Citadel (1988) 156
H.J.M. van Rooij, Het Oud-archief van het Groot-Ziekengasthuis te 's-Hertogenbosch (1963) I. 2778, R. 1078, 1230, 1264, 1415, 1452
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 166